Balade en Chenin Anjou Blanc
Soort | Wit |
---|---|
Druivenras | 100% Chenin |
Bewaarperiode | Nu-2029 |
Volume | 750 ml |
Beschrijving
Domein: Clos Galerne
Zwart of wit. Leisteen of kalk. Zo zou je het heel simpel kunnen stellen. Je kunt Chenin in de Loire grotendeels op die twee bodemtypes vinden. In de Anjou-Saumur regio vind je de leisteen overwegend in het gedeelte wat men wel eens L’Anjou Noir noemt (naar de dondere leisteen). In de Saumur streek zitten we al op de witte kalk (vaak in de vorm van tufsteen/tuffeau). En als we richting Touraine gaan met bekende appelaties zoals Montlouis en Vouvray dan zitten we volop op kalk (soms wat silex).
Voor het gemak spreken we van leisteen omdat iedereen zich daar iets kan bij voorstellen. In de Anjou Noir gaat het eigenlijk meestal om schist. Wat start als modder wordt onder toenemende druk en warmte eerst kleisteen, dan schalie, dan leisteen en dan schist (en uiteindelijk gneiss). Schist is een glimmend (veel mica) kristallijn gesteente. In Duitsland gebruikt men de term Schiefer voor zowel schalie, leisteen als schist (in het Engels shale, slate, schist). Maar de meest voorkomende Schiefer is de zogenaamde Devonschiefer : leisteen uit het Devoon tijdperk.
L’Anjou Noir was vroeger vooral bekend voor zijn prachtige zoete wijnen met de winnende combinatie Chenin-schiste-botrytis : Coteaux du Layon, Bonnezeaux, Quarts de Chaume. Een uitzondering is de cru Savennières die al langer een reputatie voor grote droge wijnen kon opbouwen. Maar zoals overal in de wereld verkoopt zoet heel slecht. Veel domeinen krijgen het moeilijk en de oudere generatie besluit dan maar te verkopen. De combinatie van potentieel uitstekende terroirs en betaalbare landprijzen trekt veel zogenaamde ‘néo-vignerons’ aan : mensen uit andere beroepen met een grote passie voor wijn die zich aangetrokken voelen tot het romantische avontuur om zelf hun eigen wijn te maken. En ook geschoolde wijnmakers/oenologen die na jaren op andere domeinen hebben gewerkt eindelijk zelf iets willen beginnen, die zien in de Loire (Anjou Noir maar bvb ook Montlouis) een eldorado waar ze vineus goud kunnen vinden. Maar net zoals voor de goudzoekers van toen loert de teleurstelling om de hoek. In één van laatste nummers van Revue du Vin de France lezen we vol belangstelling het verhaal van onze wijnboer Xavier Weisskopf (Rocher des Violettes) die met absoluut niets begonnen is, behalve de droom om zijn eigen wijn te maken. Een ontnuchterend verhaal over ontberingen, hard labeur, tegenslagen en de wilde angst voor de totale mislukking. Over hoe de onverschillige natuur op één of enkele nachten van vorst het harde werk van een heel jaar kapot maakt. En dat dit meerdere jaren kan gebeuren tot je huilend op je knieën valt in de wijngaard. Hij vond ergens de kracht om door te gaan, verschillende collega’s die ongeveer gelijktijdig met hem gestart waren niet. De romantiek is ver te zoeken.
We wensen Cédric Bourez van Le Clos Galerne dan ook alle succes toe. Na een paar jaar als oenoloog te werken in de Provence viel ook hij voor het kwaliteitspotentieel van de Anjou Noir en verhuisde met vrouw en kinderen naar Beaulieu-sur-Layon. Hij kocht prachtige wijngaarden die voornamelijk in het gehuchtje Pierre Bise liggen. Met een uniek microklimaat : enerzijds vind je er zeldzame mediterraanse planten die hier hun absolute noordelijke grens bereiken, terwijl een bijna continue wind (la ‘bise’) voor afkoeling en ventilatie zorgt. ‘Pierre’ omwille van de stenige bodem met een unieke compositie : spilite. Spilite is van vulkanische oorsprong en zorgt voor een nog meer doorgedreven mineraal karakter dan de gebruikelijke schiste bodems in de buurt. En die geven al veel mineraliteit ! De meeste wijngaarden van Clos Galerne bevinden zich op zo een spilite bodem, zowel de Chenin als ook de Cabernets (Cabernet Franc en een beetje Cabernet Sauvignon). Zelfs de instapwijn, Balade en Chenin, afkomstig van zowel schiste als spilite bodems, toont dit stenige karakter. Maar Cédric Bourez omhult die zinderende mineraliteit met een mooie textuur door kleine opbrengsten en dan een vinificatie en veroudering op eiken vaten (weinig nieuwe eik) op de fijne droesem. Cédric laat de natuur zijn gang gaan en alle wijnen ondergaan dan ook spontaan een volledige malolactische gisting.
Hij kon ook een mooi perceel bemachtigen in de cru Savennières. Savennières is absoluut een van de grote terroirs in de Loire voor droge Chenin maar heeft een reputatie voor ondoordringbare karakterwijnen tjokvol mineraliteit die veel tijd nodig hebben. Droog en ongenaakbaar. Chenin voor gevorderden. Het is pas de laatste jaren dat talentvolle wijnmakers het onmiskenbare potentieel in een mooier jasje weten te steken. Savennières staat voor Chenin op schiste maar de realiteit is zoals vaak complexer. Naast schiste vind je ook ‘sables éoliens’ : door de wind afgezet zand. Dat geeft een meer toegankelijke, zachte Chenin. Of het vulkanische gesteente Rhyolite. In de Savennières van Clos Galerne vind je zowel eolisch zand als schist. En dus een combinatie van licht en donker. Het lichtvoetige, speelse en zachte van de Chenin op zand. En dan de diepte en fijne bitters van Chenin op schist. Wijnmakers proberen meestal bittere toetsen tot een absoluut minimum te beperken in witte wijn. Maar bitter en bitter is twee. Een fijn, natuurlijk bittertje kan een structurerende rol spelen in een witte wijn. Dat is bvb het geval bij witte Hermitage : een wijn met weinig zuren en hoge alcohol waarin het de nobele bitters zijn die reliëf en spanning geven aan de wijn. Hoewel Savennières meer dan voldoende zuren heeft zorgen de fijne bitters toch voor een extra dimensie, een fijne korrel die de smaakpapillen beroert en prikkelt. De bijna 100 jaar oude wijnstokken geven aan de Savennières van Clos Galerne een grote densiteit. De Bourgondische vinificatie zorgt voor verfijning en diepte. Maar een echte Savennières kan en mag nooit een gladde allemansvriend worden. Wel een wijn met piepkleine weerhaakjes die zich in je smaakgeheugen vastklampen om nooit meer los te laten.